Regelgeving

Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta is op 16 januari 1992 tot stand gekomen in de hoofdstad Valletta op het eiland Malta. In dit verdrag – officieel het ‘Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed’ – van de Raad van Europa hebben twintig Europese staten vastgelegd hoe ze omgaan met het Europees archeologisch erfgoed. Ook Nederland heeft ondertekend. In de Nederlandse wetgeving is dit verdrag vanaf 1 juli 2016 verwerkt in de Erfgoedwet en in de toekomst vanaf 2019 in de Omgevingswet. Er zijn twee belangrijke uitgangspunten:

Archeologische sporen worden zo veel mogelijk in de bodem bewaard en beheerd

Dit biedt de beste bescherming van het archeologisch bodemarchief. Vroeg in de ruimtelijke ontwikkeling wordt al rekening gehouden met archeologie. Eventuele archeologische resten in de bodem kunnen dan tijdig worden erkend, zodat plannen kunnen worden aangepast om het archeologisch bodemarchief te behouden.

Is het niet mogelijk om archeologische resten in de bodem te laten zitten, omdat een voorgenomen ingreep te veel schade toebrengt aan de archeologie, dan kan de overheid verlangen dat oorspronkelijke plannen worden aangepast of eisen dat de initiatiefnemer zorgdraagt voor een verantwoorde documentatie van de historische informatie en overblijfselen, die anders verloren gaan.

Bodemverstoorders betalen de kosten van archeologisch onderzoek

Het veroorzakersprincipe: degene die het initiatief neemt om de bodem te verstoren, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en eventuele opgravingen. Voor de uitvoering van het archeologisch onderzoek dient de initiatiefnemer een gecertificeerd archeologisch onderzoeksbureau inschakelen.

Archeologie, beleid, gemeentelijk

Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het beheer van archeologische en gebouwde monumenten, het verlenen van vergunningen en ontheffingen en de uitvoering van de subsidieregelingen. Vrijwel alle gemeenten beschikken over een gemeentelijke monumenten- archeologie- of gecombineerde erfgoedverordening, een monumentencommissie en een lijst van gemeentelijke monumenten in aanvulling op de lijst van (gebouwde) Rijksmonumenten. In toenemende mate worden ook archeologische monumenten op die lijsten geplaatst. Ook bevatten steeds meer gemeentelijke monumentenverordeningen regels gericht op de bescherming van archeologische vindplaatsen. Voor restauratie en onderhoud van gemeentelijke monumenten hebben gemeenten soms ook een subsidieregeling. Voor de uitvoering van het beleid beschikken vrijwel alle gemeenten over een of meerdere beleidsmedewerker(s) Monumenten en/of Archeologie.

De herziening van de Monumentenwet in 2007 ([Wet op de archeologische monumentenzorg]) en de bijhorende veranderingen in het archeologiebestel hebben als belangrijkste resultaat gehad dat gemeenten hun eigen bodem archief in kaart moeten brengen en vastleggen in de bestemmingsplannen. Omdat gemeenten de afweging moeten maken of, en zo ja welke, archeologische waarden zij in hun nieuwe plannen gaan opnemen, hebben de meeste besloten hierop te anticiperen door hun eigen archeologiebeleid te formuleren middels een erfgoednota, en de waarden binnen hun grondgebied te inventariseren en weer te geven op een archeologische beleidsadvieskaart.

De financiële consequenties van het nieuwe beleid voor initiatiefnemers, de [Belvedère] filosofie, maar zeker ook de groeiende interesse in het historische erfgoed op lokaal niveau, hebben er allemaal toe geleid dat gemeentebesturen steeds vaker archeologische waarden laten meewegen bij de besluitvorming rond ruimtelijke plannen .

Een concrete nieuwe taak voor gemeenten is de verplichting om archeologische waarden, maar ook de zones met een verhoogde kans op archeologische sporen (verwachtingsgebieden) in bestemmingsplannen op te nemen. Meestal wordt aan de aangewezen gebieden een aanlegvergunningenstelsel met een onderzoeksplicht voor de vergunningaanvrager gekoppeld. Het is de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur om er op toe te zien dat bij bouw- of inrichtingsplannen waarbij bodemverstoring optreedt tijdig het benodigde archeologische en historische onderzoek plaatsvindt.

Archeologische Monumentenzorg(AMZ)

Van inventariseren tot bewaren

De AMZ-cyclus gaat over het stapsgewijs opsporen, waarderen en veiligstellen van archeologische resten. 
De AMZ-cyclus begint bij de inventarisatie van de archeologische waarden, hierbij wordt nagegaan of die in een gebied aanwezig zijn. De geïnventariseerde archeologische resten worden vervolgens onderworpen aan een waardering. Deze waardering wordt als selectieadvies aan de bevoegde overheid aangeboden – meestal de gemeente. De gemeente neemt vervolgens een besluit (selectie) over wat er met de archeologische resten in het desbetreffende plangebied moet gebeuren. Er zijn drie keuzemogelijkheden: behouden in situ (in de bodem bewaren en beschermen), opgraven (behouden ex situ) of vrijgeven. Nadat de interpretatie en synthese is voltooid worden de vondsten en documentatie, ondergebracht in depots en digitale archieven.